WIPCOOP is een wegwijzende bladblazer

Luka Herman, studente cultuurmanagement aan de KDG liep stage bij Mestizo Arts Platform van oktober tot december 2019. Over deze korte doch intensieve kennismaking schreef ze volgend verslag. Lees even mee…

SfeerWorkInProgress2019 Antwerpen(c)KarolinaMaruszak14

Startende kunstenaars zijn hongerig. Ze verlangen. Ze proberen. Ze grijpen kansen. Ze willen zichzelf vormgeven binnen het cultuurlandschap. Mijn vriendengroep vol jonge kunstenaars heeft zich verspreid over verschillende kunstscholen overal in België, sommigen wagen het zelfs in het buitenland. Daar genieten ze van een veilige ruimte waarin ze hun talent kunnen ontwikkelen. Wat daarna gebeurt, is voor de meesten nog een onduidelijk avontuur. Eén ding weet iedereen zeker: ze moeten zich zichtbaar maken. Hun kwetsbare eigenheid door de wereld laten beschouwen.

Het WIPCOOP-project van Mestizo Arts Platform (MAP) is voor elke kunstenaar interessant. Dialoog met de sector over het prille begin van een artistiek proces kan voor iedereen noodzakelijk zijn. Mensen (beter) leren kennen kan je zichtbaarheid enkel bevorderen. Mijn vrienden zwerven al jaren rond binnen het Belgische kunstonderwijs. Ze kennen bijna niet anders. Ze weten hoe “het wereldje” in elkaar zit en ontmoetten ondertussen al een hoop handige contacten. Het blijft moeilijk en het zal niet iedereen lukken, maar als zij het slim spelen, zullen ze vast op een dag hun kunstplekje kunnen veroveren. Voor anderen ligt dat moeilijker.

Wie nieuw is in de Belgische (cultuur)context loopt gemakkelijk verloren in een ingewikkelde structuur van overheden, organisaties, talen, zogenaamde hulpmiddelen,… Of erger nog: ze botsen op doodlopende straten en vragen zich af hoe het verder moet. Zij verdienen een wegwijzer. Ook wie nieuwe thema’s wilt aanhalen moet over veel geduld en doorzettingsvermogen beschikken. Zij verdienen een bladblazer, die ruimte maakt en geschreven pagina’s verlegt.

WIPCOOP is een wegwijzende bladblazer.

In het format van een open en informeel festival, maakt het de weg vrij voor nieuwe podiumkunstenaars. Dat mag luid en standvastig. Misschien zelfs luider en standvastiger. In een wereld waarin menig kunststudent de zin “kunst moet niets, behalve boeien” boven zijn bed moet hangen, worstelen anderen met de normen van onze huizen. WIPCOOP zoekt naar de cultuursector die deze contradictie erkent. WIPCOOP vindt de cultuursector die deze contradictie erkent. Maar erkennen is niet genoeg. Mensen die het engagement aannemen moeten er ook met een open en eerlijke blik mee aan de slag gaan. Alle WIPCOOP-bezoekers moeten durven schoppen tegen de schenen van het cultuurlandschap. Die richting gaat het zeker op. Wie  echt mee is, is in staat om objectief nieuw talent op te sporen. Dit talent in de startblokken te zetten en stenen te verleggen. Het feit dat dit niet over een dag ijs gaat, getuigt dat het probleem reëel is. Maar MAP heeft al jaren ervaring en is goed op weg. Hoe langer ze bezig blijven, hoe beter het zal worden.

Het belang van dit project voor de vernieuwing van de gehele cultuurwereld, en het belang van tijd voor de juiste ontwikkelingen, bevestigen de relevantie van de subsidies die MAP hiervoor ontvangt. Er moet namelijk geïnvesteerd worden in een specifieke focus op de verbreding van het cultureel referentiekader. Anders gebeurt er simpelweg niets. Dit is geen commercieel product of festival dat louter als actie georganiseerd wordt. Het is een rijpingsproces waarover gewaakt moet worden.

MAP mag geprezen worden om hoe ze afgewezen projectsubsidieaanvragen in het verleden hebben opgevangen. Ze blijven steeds een sterk verhaal vertellen, hoe klein of hoe groot de evenementen ook kunnen worden. Toch zou het bijzonder jammer zijn, moesten er opnieuw minder middelen binnenkomen. Het heeft een invloed op de opvolging van de kunstenaars die aan WIPCOOP hebben deelgenomen, die lijkt mij net essentieel. Zowel voor de kunstenaars, omdat ze door deze inspanningen langs een vertrouwde weg opnieuw op zichtbaarheid kunnen rekenen, als voor MAP zelf. Door dicht bij de kunstenaars te blijven staan, krijgen ze inzicht in de verschillende wegen die zij afleggen. Dat kan de begeleiding voor toekomstige  kunstenaars enkel bevorderen.

Doordat de openheid binnen het project centraal staat, wordt er voor de kunstenaars een veilige ruimte gecreëerd waarin geprobeerd mag worden. Belangrijk daarbij is dat het WIPCOOP-team ook erg toegankelijk is. Ze geloven in hun kunstenaars en creëren een vrijplaats voor experiment. De kunstwereld kan hard zijn, de plaatsen zijn beperkt en de kansen zijn niet eindeloos. Daarom vind ik het goed dat startende kunstenaars langs deze weg al in een professioneel circuits kunnen bestaan, maar daarbij toch de hulpmiddelen en geduld krijgen dat ze nodig hebben. Het is opvallend hoe verschillende de noden daarin van kunstenaar tot kunstenaar afhangen. Want wie al door de wol geverfd is, geniet er juist van om zelfstandig te werken.

De pitch-breaks en artist talks, die misschien nog iets te veel overkomen als tijdopvulling, zijn een goed voorbeeld van hoe MAP probeert om alle tijd in hun kunstenaars te investeren. Hier zit nog een stuk onbenut potentieel, die in volgende edities gemakkelijk nog kan groeien. De organisatie hieromtrent kon bijvoorbeeld preciezer, hoewel de informele sfeer zeker een voordeel was. De drempel tussen publiek en kunstenaar werd voor beide kanten lager. Het kan handig zijn om met meer interactie tussen beide te experimenteren. Dit gebeurde soms al, vaak door tussenkomst van de host, maar zeker niet altijd.

Mijn inzicht over hoe eenzijdig de Belgische kunstwereld is, groeide naargelang mijn aanwezigheid bij MAP. De kunstwereld die ik ken lijkt overwegend progressief en zegt zelf open te staan voor alles en iedereen. Dat is maar gedeeltelijk waar. Het klinkt goed, en ik geloof ook dat er een oprechte “wil” is, maar wanneer het erop aankomt kijken we nog te gemakkelijk vanuit ons eigen referentiekader. Al beseffen we het zelf niet, omdat we niet op die manier naar onszelf willen kijken, we zijn diep gezonken in het paradigma van wat “goede kunst” moet zijn. Ikzelf ook. Ik heb al veel café-avonden gewijd aan waarom onze zalen zo wit zijn, waarom onze de podia zo wit zijn. En dat in de “hippie, kunstwereld”. Het is gemakkelijk om te zeggen dat programmatoren te wit programmeren. Misschien worden er wel andere stukken gespeeld, maar geraakt die informatie niet tot bij mij. Of ga ik daar onbewust minder gemakkelijk naartoe. Ik kan dat alleen niet objectief beoordelen, omdat ik te dicht bij mezelf sta. Wel weet ik dat ik naar erg veel ga kijken. Zo goed als wekelijks zet ik mij neer in een theaterzaal. Tijdens WIPCOOP viel mij op hoeveel ik in mijn normale cultuurconsumptie mis. Ik ben blij dat de deur naar andere kunstvormen is opengezet. Het voelt verfrissend.

Misschien worden sommige stukken simpelweg niet geprogrammeerd. Misschien omdat ze te ver zouden afstaan van wat het theaterhuis gewoon is. Van wat hun publiek gewoon is. Maar dat is een foute denkpiste. Een publiek is er niet gewoon, een publiek kan je creëren. Programmeer op regelmatige basis een soort voorstelling die totaal verschilt van de traditionele voorstellingen. Programmatoren moeten het doorzettingsvermogen hebben om daarin te geloven. Het niet bij één voorstelling houden, maar massaal inzetten op een diverser podium en, daar bijkomend, publiek.

Luka Herman, december 2019