Het project is ontstaan in het hoofd van Benno. Maar de voorstelling zelf is het resultaat van onze ontmoeting. Een ontmoeting tussen twee kunstenaars, uit verschillende werelden, de ene zwart en de andere wit. De ene Congolees en de andere Italiaans, beide wonend in Brussel. We wilden allebei samenwerken en onze verschillen onder ogen zien.
Wat inspireert jou als kunstenaar?
BENNO: De wereld rondom me, vooral de politieke kant van de wereld rondom me. Ik doe onderzoek naar identiteit en machtsstructuren. Ook het onzichtbare, de immateriële wereld en soms spirituele praktijken doen me nadenken over politieke thema’s.
JOVIAL: Mijn inspiratie haal ik uit alles rondom mij. Alles wat ik zie, wat ik hoor. Uit mijn levenservaringen, mijn geschiedenis en die van anderen. Maar ook uit de media, sociale netwerken, het leven van alledag.
Hoe verliep jouw artistieke parcours tot hiertoe?
BENNO: In Italië had ik in het middelbaar mijn eerste betaalde jobs in het theater. Later combineerde ik dat met een opleiding politiek. In Londen vielen mijn studies aan de universiteit & in het theater samen tijdens een masteropleiding. Terug in Italië realiseerde ik mijn eerste grote projecten met mijn collectief, werkte ik met interessante theatergezelschappen en toerde ik internationaal naar China, Canada, Argentinië… maar het was niet genoeg om van te leven. Daarom nam ik ander werk aan, wat het einde van ons collectief betekende. Ik heb België – en Brussel in het bijzonder – altijd bewonderd voor zijn hedendaags theater, festivals, instellingen en kunstvormen. Ik besloot dus naar daar te verhuizen. Aanvankelijk voelde ik me als een migrant, een bevoorrechte witte Europese mannelijke migrant, maar nog altijd met alle migratieproblemen die dat met zich meebracht. Nu voel ik me veel meer thuis. Met dit project ben ik echt gearriveerd.
JOVIAL: Mijn artistieke parcours tot hiertoe was nooit rustig vaarwater. Er was altijd wel wat deining. Misschien omdat ik zwart ben? En misschien moet ik als zwarte vechten tegen de rol van zwarte? Voor mij is dit werk een kwestie van geloof. En met geloof hoop ik bergen te verzetten.
Wat dreef jou om THE CHANCE TO FIND YOURSELF te maken?
BENNO: Naar het Amazonewoud reizen – voor enkele plantendiëten en Ayahuasca-ceremonies – was een helende ervaring, maar inspireerde me ook voor mijn volgende voorstelling. Tijdens een van die ceremonies zag ik mezelf op een podium staan met een zwarte man, naast elkaar. Aanvankelijk wist ik niet wat ik ervan moest denken, ik was wel geïnteresseerd in thema’s zoals racisme, discriminatie, witte machtsstructuren … maar dat waren toen geen dringende kwesties. Die visie gaf me wel vertrouwen. Terug in Brussel begon ik – wat alle witte mensen zouden moeten doen – me te verdiepen in machtsstructuren en dingen die witte mensen als vanzelfsprekend beschouwen. En ik kwam zoveel over mezelf en over deze structuren te weten. Tijdens het uitwerken van dat project begon ik te veranderen. En nog meer tijdens de samenwerking met Jovial. De lange gesprekken en uitwisselingen met hem waren een uitdaging, een verrijking en zeer transformatief. Ik heb zoveel geleerd van dit proces, niet alleen over Jovials leven als zwarte, maar ook over mezelf en mijn houding ten aanzien van zwarten.
JOVIAL: Het project is ontstaan in het hoofd van Benno. Maar de voorstelling zelf is het resultaat van onze ontmoeting. Een ontmoeting tussen twee kunstenaars, uit verschillende werelden, de ene zwart en de andere wit. De ene Congolees en de andere Italiaans, beide wonend in Brussel. We wilden allebei samenwerken en onze verschillen onder ogen zien.
Hoe onderscheid je jezelf van andere artiesten?
BENNO: Ik weet niet of ik bijzonderder ben dan andere artiesten. Ik probeer een team uit te bouwen, met een gemeenschappelijke basis als kader, waarbij ik ieder van ons horizontaal betrek. Er is geen hiërarchie, alleen een uitwisseling van verschillende vaardigheden en verantwoordelijkheden. Jovial was nauw betrokken bij het hele proces, van de financiële kant tot artistieke beslissingen. Anders zou er geen samenhang zijn geweest tussen wat mijn kunst probeert te communiceren en het proces, de manier waarop ik de dingen doe. Hoewel ik weet dat een perfecte samenhang een ideaal is, probeer ik zo dicht mogelijk bij dit ideaal te komen.
JOVIAL: Ik werk veel. En wanneer ik niet aan het werk ben, kijk ik hoe anderen spelen. Dat voedt me. Het stelt me op mijn gemak voor een publiek, maar maakt me vooral authentiek. Ik ben altijd op zoek naar authenticiteit op de scène. En ik denk dat mensen het verschil kunnen zien tussen iemand die elke zondag met een bal speelt en iemand die er zijn beroep van maakt.
Wat is jouw favoriet stuk uit de voorstelling?
BENNO: Enkele van de laatste woorden van het toneelstuk, wanneer ik Jovial naar zijn naam vraag en wat die betekent. Hij antwoordt door me dezelfde vraag te stellen over mijn naam. Telkens blijk ik daar een intiem moment te beleven met Jovial, die me dierbaar is. Terwijl de mensen naar ons zitten te kijken, voel ik me echt close met hem. Het voelt als een moment van echte vriendschap, die verder gaat dan het uitbeelden ervan op een podium.
JOVIAL: Een moeilijke vraag, want ik hou van de voorstelling in haar geheel. Misschien het moment waarop we zitten naar elkaar kijken à la Marina Abramović. Dat is een krachtig moment voor mij, omdat ik telkens iets anders zie in de blik van Benno.
If the sky’s the limit, wie zit dan in jouw favoriete dreamteam voor een creatie?
BENNO: De geesten van planten. Ik start met een nieuw project rond planten. Voor mij hebben planten meer kracht of kwaliteiten dan mensen. We kunnen alleen maar leren van hen.
JOVIAL: Niets is onmogelijk in Congo. In mijn dream team zie ik Pitchen, Masta, Rocky boy. Het is normaal dat niemand hen kent. We zien alleen beroemdheden. Ik hou van mensen die niemand ziet, ik hou van onzichtbaren.